Tagarchief: Zeg maar niks

Zeg maar niks (André Sollie)

Standaard

Uitgerekend plompweg middenin m’n puberteit
vindt m’n vader het zonodig op zijn beurt de hoogste tijd
voor z’n eigen exclusieve midlife-crisis.
Zeg maar niks: ik weet meteen dat het niks fraais is.

Jongen, zegt ie, paps wordt spoedig veertig, wist je dat?
Ondertussen heb ik dus m’n beste tijd zowat gehad.
Jij bent jong, jij hebt de jeugd, jij moet het maken.
Kijk, van zulke conversaties ga ik braken.

Mams is jaren jonger, dus die voelt dat nog niet zo;
zegt ie: nee, voor haar is elke nieuwe dag al een cadeau.
Maar je vader voelt zich o, zo overbodig.
Stiekem denk ik: kouwe drukte, is dat nodig?

Nooit kan ik bij hem m’n eigen puberleed eens kwijt,
want m’n pa is immers ook op zoek naar zijn identiteit.
Wil ik af en toe een lekker potje huilen,
gaat ie prompt ook zitten grienen! Wie wil ruilen?

Ach, ‘k bedoel het heus niet zo onaardig als het klinkt:
de ellende is natuurlijk dat ie ook wat vaker drinkt.
En dan vind ik het zo’n zielepoot bijwijlen,
ook al valt er echt geen land mee te bezeilen.

Lusteloos, onzeker en kompleet in de puree;
hé, verdomme, dat herken ik! Heb ik ook. Naar moijn idee
zijn m’n pa en ik al even grote sukkels.
Het verschil zit ‘m alleen maar in de pukkels.

(Bron: Zeg maar niks, Gedichten/Houtekiet)