Maandelijks archief: oktober 2011

Vroeger (Ienne Biemans)

Standaard

Vroeger
toen alles anders was
kreeg je van je moeder
een loden jas.
Vroeger
was de winter nog koud
en je moeder was getrouwd.
Elke ochtend naar de kerk.
Wie vroeger geboren is,
is nu sterk,
zei mijn oma.
Ze woont in het Zuiden
waar je de klokken nog kunt horen luiden.

(bron: Ik was de zee/Amsterdam)

Winterslaap (Jan Boerstoel)

Standaard

Zo’n egeltje, dat in november slapen gaat
en dromend alles mist: de Sint als kreupelrijmer,
de kerstcommercie en het oudejaarsgemijmer,
de nieuwjaarsborrels en de nieuwjaarsleuterpraat,

fantastisch toch? En wat hem verder blijft bespaard:
sneeuw, ijs en hagelbuien, bibberen en rillen
en carnaval… Zoiets zou u toch ook wel willen?
Pas als de lente terugkomt in de loop van maart

ontwaakt hij fit en fris na bijna twintig weken.
En daarna gaat hij een verkeersweg oversteken.

(bron: Een beetje wees/Bert Bakker)

Pessimist (Gerard Delft)

Standaard

De maandag dat is niks voor mij.
En dins en woens en donder
zijn doordeweeks
zijn niet bijzonder.
Op vrijdag heb ik zelf nooit vrij.
De zaterdag moet meer dan mag:
boodschappendag!
En regent ’t de dag daarop
dan is de zondag ook een strop.
‘k Begin dan weer vol slechte moed
aan maandag die me echt niks doet.

(bron: Namen op de ruit/Holland)

In bed (Paul Snoek)

Standaard

In bed is het beter je bed te laten staan.
Je ontmoet er soms erg lieve mensen.
Je hoeft er geen blad voor de mond te nemen
want je brengt er de helft van je leven in door.

In bed deel je best zelf de lakens uit.
Een bed is nog de beste doofpot.
Zelfs zonder valscherm, zonder vliegwerk
val je in bed meestal in goede aarde.

In bed is er niets nieuws onder de zon.
Je kan er alles beter begrijpen.
Je krijgt er het diepste verdriet onder de knie.
Ja, mijn bed is mijn zevende hemel.

(bron: Verzamelde gedichten/Manteau)

… (Johan Andreas dèr Mouw)

Standaard

Dan las ik weer van ’t jonge lelijke eendje:
eerst zwom hij blij door ’t groene licht op ’t water;
toen joegen ze hem weg met kwaad gesnater,
en gooide een jongen naar hem met een steentje;

toen plaste hij rond met één bevroren beentje
’s nachts in een kolk; en toen ontmoette hij, later,
bij de oue vrouw, die deft’ge, wijze kater
en kipje Kortpoot met ’t verbrande teentje!

En stilletjes werd ’t kleine eendje groot;
en vloog eens in een meer. Daar kwamen aan

drie zwanen; en hij zei: “Piek me maar dood!”
en boog naar ’t water; en hij zag een zwaan.

En ‘k had altijd, wanneer ik ’t sprookje las,
een vreemd gevoel, dat ‘k zelf zo’n zwaantje was.

(bron: Je bent de wolken en je bent de hei/Van Oorschot)

De blues (Gijs van der Hammen)

Standaard

Ik doe mijn ogen open
alles is blauw
wie heeft hier
met verf lopen smijten?

Ik spring uit bed
schiet in mijn blauwe broek
knoop mijn blauwe shirt aan
en dan knal ik – boem! – tegen
een blauwe muur!

Blauw is mooi, vind ik
maar als alles blauw is
zie je de deur niet meer
en word je zelf bont en blauw

Dan, een windvlaag
en de andere kleuren
die ergens gevangen zaten
komen vrij

‘Rennen, kleuren’ roep ik, ‘doe het snel!’
en de kleuren doen het snel
zo snel
dat alles door de war raakt

Rood gaat op het gras liggen
zwart springt in de zon
geel zwemt in het water
het wordt een kleurig zootje

en de wereld is
helemaal anders
dan iemand hem ooit
heeft gezien

(bron: Poëziespektakel 3/Querido)

… (Geert de Kockere)

Standaard

Ik was in een goede bui
en gaf P. een cadeautje.

Hij nam het cadeautje aan,
bekeek het met grote ogen,
woog het op z’n hand,
schudde het zachtjes
heen en weer
en legde het tenslotte
ongeopend in de kast.

Maak je het niet open?
vroeg ik verbaasd.
O nee! zei P. beslist. O nee!
Dan heb ik geen cadeautje meer!

(bron: P. en ik/De Eenhoorn)

Voor Charlotte (Hugo Claus)

Standaard

(naar John Clare, 1832)

De boer weet hoe laat het is want hij hoort loeien,
hij neemt zijn stok, zijn jas, en stapt naar de koeien.

Zijn hondje komt voor zijn klompen trippen
en verjaagt de haan en diens zeventien kippen.

De zwaluwen vliegen laag, bijna in de boer zijn haar
en zitten dan naast elkaar op een tak van de hazelaar.

De koeien kijken op, zij horen de boer van verre zingen
en vreten nog gauw wat gras en nog nattere dingen.

De regen is voorbij, de zon zakt zachtjes op haar zij.
Zij lijkt te willen blijven liggen op één dij.

Maar dan moet ook de zon gaan slapen, zoals de motten,
de regenboog, de mol en alle twee de ogen van Charlotte.

(bron: Sporen/De Bezige Bij)

In de botsautootjes (Jos Versteegen)

Standaard

Hij scheurde vrolijk in het rond
Zijn kar was blauw met rode stippen
Zo mooi, zo vurig en zo bont –
Daar kon een ander niet aan tippen

Hij zwierde vrolijk in het rond
En zag zijn moeder naar hem zwaaien
Zijn haren – lang en prachtig blond –
Die liet hij wapperen en waaien

Hij crosste vrolijk in het rond
En riep: ‘Kijk ma, met losse handen!’
Toen ramde hij de groene kont
Van nummer tien. Wel twintig tanden

Die vlogen vrolijk in het rond
Maar kijk eens hoe hij verder snorde
Hij lachte met een lege mond
Coureur, dat wou hij later worden