(naar John Clare, 1832)
De boer weet hoe laat het is want hij hoort loeien,
hij neemt zijn stok, zijn jas, en stapt naar de koeien.
Zijn hondje komt voor zijn klompen trippen
en verjaagt de haan en diens zeventien kippen.
De zwaluwen vliegen laag, bijna in de boer zijn haar
en zitten dan naast elkaar op een tak van de hazelaar.
De koeien kijken op, zij horen de boer van verre zingen
en vreten nog gauw wat gras en nog nattere dingen.
De regen is voorbij, de zon zakt zachtjes op haar zij.
Zij lijkt te willen blijven liggen op één dij.
Maar dan moet ook de zon gaan slapen, zoals de motten,
de regenboog, de mol en alle twee de ogen van Charlotte.
(bron: Sporen/De Bezige Bij)