Tagarchief: broer

Mijn broertje (Willem Wilmink)

Standaard

Ik heb een klein broertje met wit haar
en een grote snottebel
ik heb een klein broertje van twee jaar,
en ’t is een leuk ventje, dat wel.

Als-ie stout is krijgt-ie weinig straf,
want hij is ook nog zo klein.
Met mij loopt het dan wel ànders af:
ik moet verstandig zijn.

Hij begrijpt er nog zo weinig van
wanneer ik hem vertel
dat-ie niet met mijn speelgoed spelen kan,
maar ’t is een leuk ventje, dat wel.

Hij maakt wel ‘es dingen van me stuk,
en dat is niet zo fijn.
Maar het is ook nog zo’n kleine puk,
en ik moet verstandig zijn.

Hij zit aan mijn meccanodoos
en aan mijn voetbalspel,
en soms is het wel erg hopeloos,
maar ’t is een leuk ventje, dat wel.
Dat wel.

(Bron: Ik snap het/Bert Bakker)

Inventaris (Kees Spiering)

Standaard

Van papa en mama: zeker.
Van oma waarschijnlijk
ook, maar van opa meer.
Van oma overzee:
zou ik wel willen
maar slechts één keer per jaar
ben ik bij haar, en dat
is niet genoeg, blijkbaar.
Van m’n broer en m’n zus:
dat moet van mama.
Ooms en tantes: de meesten
wel lief, maar ook van hen?
(Wel, natuurlijk, van Oom Ben.)
Van de honden: verschrikkelijk veel.
En van jou? Ik denk het wel
maar ik weet het niet.
’t Is voor jou zo anders
dan voor anderen.
Ik weet het niet,
ik weet het wel,
ik weet het niet…

(bron: Een pijl door je maag/Bakermat)

Fantaseren (Armand van Assche)

Standaard

Als we ’s avonds in bed liggen
mijn broer en ik, nog klaar wakker,
fantaseren we om het meest
en om het gekst, tot de trappen
ervan kraken en het licht aanspringt.

De sterren, zeg ik, zijn de witte
balschoentjes van de engelen
of de suikermuisjes
op een grote verjaardagstaart
of nog …

Maar dan zet mijn broer in
met zijn nuchtere, bazige stem:
doe niet zo gek,
de sterren, dat zijn grote, grote
vuurbollen, die we eerst zien
als ze allang ontploft zijn,
uiteengespat in duizend stukken!

Bij zijn fantasie kan ik het nooit halen

(bron: armandvanassche.be – Haartjes-op-mijn-arm)