We lagen, we zaten
we dronken en aten
we lachten en praatten
en praatten en praatten
hadden niet in de gaten
dan onze buren
door de millimetermuren
alles konden horen
ook het rood van onze oren.
(bron: Van hier naar hier/Eindhoven)
We lagen, we zaten
we dronken en aten
we lachten en praatten
en praatten en praatten
hadden niet in de gaten
dan onze buren
door de millimetermuren
alles konden horen
ook het rood van onze oren.
(bron: Van hier naar hier/Eindhoven)
Er is zo’n droeverig gevoel
waar ik de woorden niet voor weet
Ik kan niet zeggen wat het is of hoe het heet
’t Lijkt een beetje op verdriet
maar echt verdriet is het toch niet
en soms bederft het toch gewoon de hele boel
Ik denk dat niemand echt begrijpt wat ik bedoel
Soms gaan we ’s zomers naar het strand
dat vind ik heerlijk, en het zand
prikt aan je benen en dan sta ik
aan de koele waterkant
Ik heb wat schelpen in mijn hand
gewoon wat schelpen
en dan opeens, ik kan het echt niet helpen
is er dat droeverig gevoel
waar ik de woorden niet voor weet
Ik kan niet zeggen wat het is of het het heet
’t Lijkt een beetje op verdriet
maar echt verdriet is het toch niet
en soms bederft het toch gewoon de hele boel
Ik denk dat niemand echt begrijpt wat ik bedoel
Ik mocht met oma naar de stad
en ‘k had een jas van haar gehad
voor mijn verjaardag, en de zon scheen
en ik kreeg ook nog patat
Mijn oma is gewoon een schat
Maar dan in enen
dan is het net alsof de zon nooit heeft geschenen
Er is zo’n droeverig gevoel
waar ik de woorden niet voor weet
Ik kan niet zeggen wat het is of hoe het heet
’t Lijkt een beetje op verdriet
maar echt verdriet is het toch niet
en soms bederft het toch gewoon de hele boel
Ik denk dat niemand echt begrijpt wat ik bedoel
Ach, ik weet zelf niet eens wat ik bedoel
(bron: De totale Robert Long/Fontein)
Als ik lach
ben ik zoet.
Als ik huil
word ik zout.
Ben ik boos,
ben ik scherp.
Heb ik spijt,
is het wrang.
Kies je mij niet?
Dan is dat zuur.
Ben ik het zat,
neem ik bitter;
een reep, een dikke.
Puur!
(bron: Voor het slapen wordt het langzaam nacht/Sjaloom)
Er was er ‘ns een brievenbus die op een pleintje stond.
Een mooie rooie brievenbus, hij had een open mond.
Daar gingen alle brieven in de hele dag maar door.
En nu en dan kwam er een man van ’t grote postkantoor.
Die haalde dan de brieven uit de brievenbus z’n buik.
En deed ze in een grote grote zak, o jongens ’t ging zo puik.
Gisteren zei de brievenbus: Nou doe ik het niet meer.
Ik heb er schoon genoeg van, leg die brieven daar maar neer.
Hij deed z’n mond dicht met een klap en deed ‘m niet meer open.
En alle mensen kwamen daar met brieven aangelopen.
Ze riepen: De bus is dicht, hoe komt dat nou, zeg hee,
Doe nou je mond eens open brievenbus, maar de brievenbus zei: Nee!
Toen kwam de directeur, de directeur van ’t postkantoor.
Die kwam daar met een hamer en een beitel en een boor.
Maar wat hij ook probeerde, ’t hielp allemaal geen steek.
De brievenbus bleef dicht en werd alleen een beetje bleek.
Maar toen kwam kleine Peter, die zei: o alsjeblief,
Doe nou je mond eens open brievenbus want ik heb zo’n mooie brief.
En als je het voor mij niet doet, doe het dan voor deze dame.
En toen begon de brievenbus zich vreselijk te schamen.
Hij werd nog roder dan hij was en zei: Pardon, pardon.
Hij deed z’n mond wijd open zeg, zo wijd als hij maar kon.
En alle mensen dansten om hem heen en al die mensen zeien:
Je bent de allerbeste brievenbus van heel de posterijen!
Weet je: als je eens ’s avonds laat
voor een open venster staat
en je ziet de sterrenpracht
aan de hoge zomernacht
-’t lijken wel onnoemlijk veel
gouden kruisjes op fluweel-
denk je: ‘O, wat ben ik klein
en hoe groot moet dàt wel zijn…’
Heel van ver komt het gedruis
van de stad nog aan het huis
en je hoort dat vader praat
met een buurman in de straat.
Meer dan ooit houd je van hem
om die warme mannenstem.
Hoor, nu slaat de voordeur dicht
en je hoort de knip van ’t licht.
Hoor, hoe hij naar binnen gaat
en nu zacht met moeder praat;
‘k weet zelf nog, hoe ‘k wakker lag:
’t was zo anders dan bij dag.
En je zag nog heel, heel lang
vreemde sprookjes op ’t behang,
tot je eindelijk, eindelijk sliep
tot mama je wakker riep.
(bron: Verzameld werk/Amsterdam)
Schrijf aan je toekomstige liefje
een waanzinnig warme liefdesbrief.
Stop de brief in een fles.
Gooi de fles in een glasbak.
Wacht op het wonder.
(bron: Zie hoe eenvoudig/Holland)
En ik vroeg aan de dichter
Maak me een gedicht
een gedicht van jou voor mij alleen!
Hij nam m’n hoofd in zijn handen en keek diep in m’n ogen
Kijk, dit is een gedicht
een gedicht van mij voor jou alleen
En kijk nog, heel de tuin
is bij elkaar gedicht
Hier pak aan, nog een versje
als appeltje voor de dorst
Hij greep met z’n handen in de lucht
Wil je er een strikje rond?
vroeg hij en hij legde een knoop in m’n haar
Zo, dat gaat er nooit meer uit
Had ik zelf ook al bedacht
maar dat was een zorg voor later
(bron: Hanne Ton/Kritak)
Het is alsof er een jonge hond in je onderbroek zit
een stiekem hondje, dat je aan niemand mag laten zien
niet aan je beste vriend, en je ergste vijand
Je wilt hem aaien, beroeren en vertroetelen
steeds opnieuw, maar je mag hem niet aanraken
Hij slaapt steeds maar vijf minuten
dan steekt hij speels zijn kop weer op
tijdens de medische controle op school
en altijd op de bus
zodat je van het bovendek dubbelgevouwen
naar beneden komt om hem ongezien
langs de rondborstige conductrice te smokkelen
jouw valse verstekeling zonder kaartje
Spring omhoog, natte neus, gretig kwispelend
stopt hij alleen met opdringerig zijn
als je met z’n tweeën bent
en doet alsof je huiswerk maakt
terwijl je elkaar aanstaart
tijdens wazige en hete dagdromen
Over die mooie meisjes in de bus
met van die spelende katjes in hun truitjes
(bron: uk.poetryinternationalweb.org/vertaling: Jelle Nesna)
Een Britse big wiens naam was Pork
liep altijd rond met mes en vork.
‘Ik draag dit bij mij’, sprak het beest,
‘zoals een ieder die dit leest,
en Brits verstaat, terstond zal snappen,
for if the worst should come to happen‘.
(bron: Het grote beestenfeest/Bert Bakker)
Je hoeft niet te praten,
ook geknisper van kranten komt duidelijk over
of als je slikt, keelschraapt
een schoen uitschopt
het suizen van het gas
de tik van het licht uit
de telefoon, buiten de auto’s
mijn korte adem
maar als je toch iets zegt
zeg dan liever iets aardigs
iets dat ik nogeens af kan draaien
als je weg bent
(bron: Hoera, hoera/De Bezige Bij)
zo lief als je truien draagt
die je ooit aan mij hebt gegeven
als je het mij vraagt
waren ze liever bij jou gebleven
zo lief als je op gympen loopt
die mijn voeten hebben gedragen
zo los als je de veters knoopt
bij jou hoor ik ze nooit klagen
zo lief als je met de pen schrijft
die mij heeft leren spellen
het alfabet dat in de inkt drijft
heeft jou veel meer te vertellen
zo lief als jij mij ’s nachts ophaalt
mij binnenlaat in je dromen
je zegt: wees niet bang dat je verdwaalt
roep maar als je terug wilt komen
(bron: Ik zeg je de kleinste liefde/Hasselt)