Het beertje komt naar buiten,
het lijkt wel of hij lacht.
Dat doet hij ook. Hij lacht ook echt.
De zon schijnt op zijn vacht.
Hij kijkt niet één keer achterom,
hij kijkt alleen naar voren.
Hij kijkt alleen maar naar de zon.
Nu is hij pas geboren.
Zijn bruine kop zit vol muziek,
zijn ogen knijpt hij dicht.
Hij wist niet dat het zó zou zijn,
zó mooi, zo warm en licht.
Hij eet ervan, hij drinkt ervan,
hij duikt er diep in onder.
En voor hij inslaapt, bromt hij zacht:
de wereld is een wonder.
(Bron: Kinderversjes/Holland)