Als nieuwjaarsdag begint
weet je nauwelijks waar je hoofd is
maar echt diep donker wordt het pas
als het vuur gedoofd is
Circa februari
ging ze weg, ik voel de kou
ik riep nog ‘als je weggaat
kan ik nooit wennen aan jou’
Dan is het maart, de lente komt
de buurman slacht zijn schapen
ik heb niks tegen moslims
maar brul ‘hé, laat me slapen!’
April, dat zie je vaker
is de vierde, da’s wel lekker
want een jaar zonder april
is een zwerver zonder wekker
En als april voorbij is
moet mei zo’n beetje daar zijn
maar ik voel me niet echt lekker
want ik wil mij bij haar zijn
Nee echt, wat denk je, ze kwam terug
ik heb haar weer gevonden
de eerste seks was net als toen
en duurde tien seconden
De parapluverkoper
loopt en passant te balen:
’t is juni, dus ’t regent
maar het regent zonnestralen
Even juli, dus vakantie
maar je weet hoe ver je gaat:
de tv, het WK voetbal
en de eerste Helmersstraat
Maar goed, augustus, da’s echt zomer
die duurde twee, drie dagen lang
de weervrouw kan er niks aan doen
(monique soomers, wees niet bang)
Uiteindelijk september
wat nou herfst, de kurken knallen
als je samen alles opdrinkt
zul je samen zes keer vallen
Nee, oktober da’s een kater
je koopt kleren in een roes
maar wie staand een pantalon past
moet vaak zitten voor de blues
November, zin in winterkost
dat is wat je wilt eten
maar als dat daar spruiten zijn
zou het hier Brussel moeten heten
Ik stel nu paul of thomas
één vraag dus zeg geen nee
als zij weer bij me weggaat
mag ik dan met je mee?
Kerst, oudjaar, december
en wie dit hoort of leest
weet nu: een echte dichter
ben ik niet of nooit geweest
(Bron: 100 op de schaal van lief/Uitgeverij Thomas Rap)