Maandelijks archief: november 2012

De wolkenverzamelaar (Ilja Leonard Pfeiffer)

Standaard

dat jij wolken kon maken pappa
die stil bleven hangen in zonlicht
voor mij om veilig onder te spelen
vond ik van al jouw wonderen
misschien het almachtigste

ik was vergeten
maar vanochtend zag ik
in een streep zonlicht
dat ik boven het bureau een prachtig
wolkendek had gerookt
van bijna olympische allure

(Bron: Van de vierkante man/De Arbeiderspers)

Als je ’t maar weet (Marc de Bel)

Standaard

een rups heeft meer dan 2000 spieren,
thee van duizendblad is goed voor de nieren,
de Dode Zee is 7 keer zouter dan de oceaan,
de Apollo 12 landde op de maan,
de tonijn behoort tot de familie van de makrelen,
in Griekenland ontstonden de Olympische Spelen,
Boedapest ligt aan de Donau,
en ik, ik hou van jou.

onze hersenen bestaan voor 80 procent uit water,
een mannetjeskat is een kater,
in 1945 viel de eerste atoombom,
bananen zijn wel degelijk krom,
de Friezen noemen een meeuw een knau,
en ik, ik hou van jou.

er zijn 72 letters in het Cambodjaanse alfabet,
neanderthalers sliepen niet op een waterbed,
een troepiaal leeft op Curaçao,
en ik, ik hou van jou.

schildpadden hebben geen haar op hun tanden,
Leonardo da Vinci liep graag op zijn handen,
ijsberen hebben zelden last van de kou,
en ik, ik hou van jou.

en ik, ik hou van jou,
ik hou van jou.

Zo lief… (Riet Wille)

Standaard

– zoen zoen zoen,
doet de bij.
– dat is fout,
lacht de dar.
(dat is de man van de bij)
een bij zoemt zoem zoem zoem.
wat doe jij nou?
– maar ik hou van jou,
zo zucht de bij.
dus zoem ik zoen zoen zoen.
ik kan er niets aan doen.

(Bron: Wie dit leest wordt een beest/De Eenhoorn)

Windstil en onderste boven (Noëlla Elpers en Peter Holvoet-Hanssen)

Standaard

Vanuit de ruimte lijkt de aarde leeg
een toverbol van tranen en pannenkoekendeeg.

Spiegeltje, spiegeltje van het meer
woont grootmoe nu bij Grote Beer?

Ik spring in het rimpelloze vel van de plas
naast grootva met een zilverlint op zijn das.

Duik kopje-onder, een visje zwaait met haar vin
naar boven, zegt ze, zwemmen geeft weer zin.

(In memoriam een (groot)moeder – door Het Kapersnest = Noëlla Elpers en Peter Holvoet-Hanssen voor Gedichtendag 2007)

Met een hartelijk dank je wel aan Peter!

Ach en niks (Bart Moeyaert)

Standaard

Wat wou je? Wat wil je? vroeg mama vandaag.
Ik zuchtte eens diep, en zei: ach.
Ach is erg, zei ze toen, nog veel erger dan au.
Dat ziek je niet uit in een dag.
Wat wou je? Wat wil je? vroeg mama vandaag.
Ik zuchtte nog dieper, zei: niks.
Niks is erg, zei ze toen, en je ziet ook erg bleek.
Dat ziek je niet uit in een week.
Ach en niks zijn de blues, zei mama vandaag.
Daar is ach en niks aan te doen.
Ik weet ach en niks om je beter te maken.
Ik zuchtte, zei: mama, een zoen.

(Bron: Maanbundel)

In de uitverkoop gegooid (Rudy Kousbroek)

Standaard

Ik heb nog wat zoenen over
Van afgelopen jaar –
Gratis af te halen
Voor wie ze maar wil,
Zolang de voorraad strekt:
Op = op

Ze zijn wel van verleden jaar
Maar nog heel goed;
Ze waren voor iemand
Die zonder ze af te halen
Is vertrokken.

Het zou wel jammer zijn
Ze ongebruikt weg te doen;
Ze waren van goede kwaliteit
Overlopend van liefde.

(Bron: dierentalen en andere gedichten/Augustus)

De laatste trein (Harriët Laurey

Standaard

De lichten zijn overal uitgedaan.
Mensen en dieren zijn slapen gegaan,
behalve het paard in de Spoorweglaan.
Het staat in het gras van de nacht.
Het staat in het donker en wacht.

Luister, daar komt nog een trein voorbij,
over de spoordijk, vlak achter de wei.
De machinist kijkt al en mindert vaart.
Hij leunt wat naar buiten en roept: Dag paard!
Hij zwaait met zijn pet en hij lacht.
En dáár heeft het paard op gewacht.

(Bron: Kinderversjes/Holland-Haarlem)

Deze brug (Shel Silverstein)

Standaard

Je komt met deze brug maar halverwege,
naar markten, koepels waar het licht uitstraalt,
naar meisjes die als herten zich bewegen
en naar het bos waarin de eenhoorn dwaalt.
De wonderen van de wereld kwam ik tegen,
op mijn gedichten breng ik je erheen,
totdat ik dan terugkeer, halverwege,
de laatste stappen zet je maar alleen.

Er zijn bedden en bedden (Sylvia Plath)

Standaard

Smalle of brede
Wiegen of kooien,
Onderschuifbedden
Of koninklijke mooie.

De meeste daarvan
Zijn bedoeld om te slapen,
Maar in de beste
Zul je veeleer waken.

Dus niet zo’n gewoon ding
Met keurige laken,
En ‘Ik stop je snel in,
Tel nu maar de schaapjes…’

Want dat is geen Bed

Voor een troep akrobaten,
Geen Bed om te vissen,
Geen Bed voor kattekwaad
of muizenissen.

Een Bruikbaar Bed
(Althans volgens mij)
Is een Bed dat stiekem
Van alles kan zijn:

Bijvoorbeeld een Duikboot
in helder groen water,
Die schicht als een vis
en snort als een kater.

Of een Ruimteveerbed
Voor een reis naar Heel Ver,
Met vangnetten voor
Een vallende ster.

(Bron: Bedboek/Lannoo)

De pad en de roos (Hans Andreus)

Standaard

Een pad die op een tuinpad zat,
riep: ‘Wat een mooie bloemen!
Op zoveel schoonheid zal ik mij
nooit kunnen beroemen!’

Toen sprak een witte roos: ‘Wees blij
dat jij nog iets bewondert.
Ik vind mezelf ook meer dan fraai,
maar ’t wordt alleen ontzettend saai

wanneer je niets echt mooi meer vindt,
jezelf dan uitgezonderd.’

(Bron: Kinderversjes/Holland)