Maandelijks archief: oktober 2014

Thuis (Hugo Claus)

Standaard

Vader at patrijzen en Moeder was er niet
en ik en Joris spraken over moorden
en vluchten en met welke treinen
toen de zon bij ons op zolder kwam gerold
en zat te schijnen in het hooi.
Vader vloekte en zei: God ziet mij.
Joris vluchtte
en ik speelde verder met de treinen
die electrisch over de vloer bewogen
tussen palen.

(Bron: Gedichten/De Bezige Bij, opgenomen in: Vlaams Verzenboek, verzen uit noord en zuid voor al wie jong van hart is/Lannoo)

Vluchteling (Mies Bouhuys)

Standaard

loopt door het niemandsland
van zand en wrakhout
op stroeve voeten langs zee
naar nergens,
schimmen van honden jagen hem voorbij,
staat stil bij scherven,
een fles, dood wier,
kijkt op noch om,
het schip van gisteren voert geen zeilen meer,
bakens: zon, brood, de dag van morgen,
zijn verzet,
weet van geen wind of water,
houdt het geluid van golven
voor iets anders, dat hij
een oceaan ver weg, herkent:
een beest vol honger
in een kooi van nevel
dat op zijn tijd
zal opstaan als een volk
en hem bevrijdt.

(Bron: Omdat ik in de wereld loop/Holland)

Klieder, kladder, klodder (Nannie Kuiper)

Standaard

Klieder, kladder, klodder
klieder, kladder, klets
ik speel zo graag met modder
klieder, kladder, klets.

Mijn moeder zei vanmorgen
hier is je nieuwe jas
maar doe wel voorzichtig
en loop niet door een plas
en speel ook niet met modder
beloof je me dat echt?
Maar ‘k ben alweer vergeten
wat moeder heeft gezegd.

Ik huppel door de regen
mijn voeten zijn al nat
net zoals de huizen
en de straten van de stad
ik spring in alle plassen
ik loop door ’t natte gras
ik ben op zoek naar modder
in m’n nieuwe regenjas.

klieder, kladder, klodder
klieder, kladder, klets
ik speel zo graag met modder
klieder, kladder, klets.

(Bron: De kraai is door zijn nest gezakt/Deltos-Elsevier)

Ine op station Driebergen-Zeist (Karel Eykman)

Standaard

’s Ochtends tegen achten
staat ze daar te wachten
daar op dat station Driebergen-Zeist.
Al die tijd maar trachten
om niet aan die gedachten
toe te geven, in Driebergen-Zeist.

Want als ze wilde, als ze kon
sprong ze zo van het perron
voor de trein. Dat denkt ze telkens even
is het niet beter je leven op te geven
en door een zijdeur weg te gaan?

Dat is al tijden gaande
vooral de laatste maanden
dat gevoel, daar op Driebergen-Zeist.
Ze heeft geen enkele reden
geen groot verdriet geleden.
Je ziet niets aan haar af dat daarop wijst.

Dadelijk moet ze snel zijn
dadelijk komt de sneltrein
‘Stopt niet te Driebergen-Zeist.’
Dan tript er intussen
één van die stomme mussen
doodleuk op de rails bij Zeist.

Opeens gaat ze nu gillen:
‘Hee zeg, dat zou je willen!
Ben je helemaal belazerd, jij!’
Die mus, zich rot geschrokken
was toen snel vertrokken.
Langs haar dreunt de sneltrein traag voorbij.

(Bron: Mijn hoofd in de wolken/De Harmonie)