Maandelijks archief: december 2011

Peuterjan (Marianne Busser & Ron Schröder)

Standaard

Zeg ken je hem al deze grappige jongen
hij woont in de stad en hij heet Peuterjan
hij peutert aan armen, aan billen, aan benen
want Peuterjan peutert zoveel als hij kan
hij peutert en peutert aan haren en handen
soms peutert hij ook in zijn neus – urenlang
hij peutert met stokjes vaak tussen zijn tanden
en peutert ook graag aan zijn beertjes-behang

Hij peutert een slakje gewoon uit zijn huisje
hij peutert de wormen soms zo uit de grond
en wiebelt zijn tandje dan vindt hij dat heerlijk
die peutert hij dan in een wip uit zijn mond
hij peutert zijn broodje vaak helemaal open
en peutert aan puistjes wanneer hij ze ziet
hij peutert aan ritsen en peutert aan knopen
alleen als hij ziek is – dan peutert hij niet

(bron: Het grote liedjesboek/Van Holkema & Warendorf)

Als de lichtjes doven (Willem Wilmink)

Standaard

Op een slagveld klonk een stem,
was van ver te horen,
zong dat er in Bethlehem
een kindje was geboren.
In die nacht zo stil en groot
zwegen de kanonnen,
die zijn bij het morgenrood
toch opnieuw begonnen.

Kerstmis lijkt ons keer op keer
vrede te beloven,
maar kanonnen dreunen weer,
als de lichtjes doven.

Donkere Zuidafrikaan,
honger moet je lijden,
mag niet naar je vader gaan,
bent van hem gescheiden.
Wie dit hebben uitgedacht,
komen allen samen,
zingen plechtig Stille Nacht,
zonder zich te schamen.

Kerstmis lijkt ons keer op keer
vriendschap te beloven,
maar dan gaan ze altijd weer
alle lichtjes doven.

Turk en Griek en Marokkaan,
mogen die hier blijven?
Mogen die hier ook bestaan
of zal men ze verdrijven?

Kerstmis doet ons telkens weer
beterschap beloven,
laat dan deze ene keer
het lichtje niet weer doven.

… (Tjitske Jansen)

Standaard

Dit is een brief aan vaders en moeders.
Ik ben het kind.
Hou me vast en kijk naar me.
Til me op, zet me neer, laat me gaan.
Het kan mij niet schelen hoe u uw geld verdient
en of u succesvol bent.
Geld daar kun je snoep van kopen,
maar ik hoef geen dure koeken bij de chocolademelk.
Alleen maar een dropje op mijn knie als ik gevallen ben.
Alleen maar op schoot.
En als ik op schoot zit moet u niet altijd tv kijken.
En als U mij een verhaaltje vertelt,
ga dan op de rand van mijn bed zitten.
En zeg dat ik mijn ogen dicht mag doen.
En vraag me hoe het was vandaag want dat begrijp ik best.
En ik zal zeggen dat het fijn was vandaag.
En blijf dan na dat verhaaltje nog even zitten.
En kijk dan naar me.

(bron: Het moest maar eens gaan sneeuwen/Podium)

Openbaar vervoer (Thera Coppens)

Standaard

Opstaan voor een dame

dat zie ik niet zo zitten
met mijn zware schooltas
en mijn volle agenda
en een vier voor frans

trillend van ongenoegen
stopt de bus
bij de halte

natte gestalten stappen in
ze grijpen naar lussen en
stangen

gevangen in hun lijven
proberen ze ver
van elkaar te blijven.

(bron: Trappen om vooruit te komen/Holland)

Ik wou zo graag (Peter Jaspers)

Standaard

Ik wou zo graag een toverpen
voor Nederlandse taal.
De woorden, die ik echt niet ken,
verbeterde de toverpen,
onzichtbaar, allemaal.

Ik wou zo graag een rubber vel
het zwembad is zo lang,
dan dreef ik eindelijk es wèl,
gewoon maar op m’n rubbervel
en was ik niet meer bang.

Ik wou zo graag een wonderpil.
Dan kon ik voor de klas
de beurten maken die ik wil,
omdat ik door de wonderpil
niet meer verlegen was.

Ik wou graag met een feeënstaf
naar aardrijkskunde gaan,
dan wist ik er genoeg van af,
dan wees ik met de feeënstaf
de goeie stippen aan.

Ik wou zo graag, ik wou zo graag,
gebeurde het nou maar,
het hoeft niet eens meteen vandaag,
maar morgen dan, ik wou zo graag.
Waar woont de tovenaar?

(bron: Met rozerood en zonnehoed/Baarn)

De regenworm en zijn moeder (Annie M.G. Schmidt)

Standaard

Er was een regenworm in Sneek
die altijd naar de sterren keek,
en fluisterde: Hoe schoon, hoe schoon…
Zijn moeder zei: Doe toch gewoon,
kijk naar beneden, naar de grond,
dat is normaal, dat is gezond,
kijk naar beneden, zoals ik…
En toen? Toen kwam de leeuwerik!

Het wormpje, dat naar boven staarde,
zag hem op tijd en kroop in d’aarde,
maar moe die naar beneden keek
werd opgegeten (daar in Sneek).

Dus doe nooit wat je moeder zegt,
dan komt het allemaal terecht.

(Bron: Ziezo/Querido)

Vroeg wakker (Karel Eykman)

Standaard

Hoe vind je dat?
Het enige kind dat wakker was
in de hele stad, dat was ik.
De rest van de kinderen kwam later pas
maar het allereerste was ik.

Ik kon niet meer slapen
en ik ben opgestaan.
Ik keek achter het gordijn door de ramen
de straatlichten waren nog aan.

En de stoplichten op de hoek
die wilden nog niets doen.
Ze deden niet uit, ze deden niets aan
ze deden geen rood, ze deden geen groen.

Er was ook geen groot mens te zien
geen mevrouw of meneer.
Eén vogeltje zong heel hardop
want nu durfde hij veel meer.

(bron: Op blote voeten door de nacht/De Harmonie)

Laatste uur (Thera Coppens)

Standaard

Een klas vol slaap
de stem voor het bord
wordt een grijze streep
van krijt

ik denk dat ik nooit meer
met gapen stop
er hangt een zware steen
aan mijn kop
hoe heette ook weer
die dijk?

Zomerdijk, winterdijk, uiterwaarden
een geeuw duurt honderd jaren

ik heb vannacht
te lang liggen lezen
bij het licht van
mijn zaklantaarn.

(bron: Trappen om vooruit te komen/Haarlem)

Op het pleintje (Daniel Billiet)

Standaard

Een meisje in schooluniform stript
een banaan. Ze reikt de blote vrucht
aan een bebrilde jongen.

Hij bloost en neemt snel zo’n hapje
dat het meisje zijn beugel niet ziet
blikkeren in de zon. Hoopt hij.

Samen knipperen ze apart tegen de zon
op de rugleuning van een bank.

Nooit wordt bekend
wie het gelukkigst
zich bloot
heeft gegeven: de banaan, de bank,
de zon, de jongen en het meisje of ik?

(bron: Moenie Worry Nie, Gedichten 1997-1999/Averbode)