Maandelijks archief: juli 2015

Kaarten (Bas Rompa)

Standaard

Vroeger kwam ik bij een oude boer
die van zijn boerderij alleen
de donkere keuken maar bewoonde.
Hij was nogal slecht ter been.

Eerst mocht ik de houten blokken
voor in het kacheltje gaan zagen.
En als dat brandde gingen we een
kaartje leggen: hartenjagen.

De boer is nu al jaren dood.
Ik kaartte nooit meer naderhand.
Dat hoort bij een donkere keuken
en een kacheltje dat brandt.

(Bron: Binnenste buiten/De Zonnewijzer)

aan de telefoon (Els van Delden)

Standaard

hallo met mij
en wie ben jij
pring pring
ging de bel
bij jou
wat dacht je wel
wie is er nou
weer aan dat ding
ken je mij
heb ik al verteld
dat ik zelf
heb opgebeld
ben je een jij
of ben je u
hoe heet je
ook alweer
hee weet je
ik leg neer
dan hoor jij
tututu
…..

(Bron: Hallo! met mij, kleuterversjes/La Rivière & Voorhoeve)

Alarm in Gent (Willem Elsschot)

Standaard

Als zij elkaar op straat ontmoeten
is ’t een kwelen, is ’t een groeten:
tiens, monsieur de Dottenijs,
oh, bonjour Madame Matthijs.

Alles wel? Oh oui, oh oui,
ha-ha-ha en hi-hi-hi,
Moi aussi, ah nom d’un chien.
En de kinders? Oh, très bien.

Maar wat zie ik in een wip?
Is dat niet dien vuilen tipe?
Joat. Hij is ‘t. Ce sale vendu.
Cache-moi sous ton paraplu.

Wat verkocht dienen salaud?
Mais aux Boches des marrons chauds.
On m’a dit du wijnazijn.
’t moet toch ’t een of ’t ander zijn.

Ouf, hij is nu gepasseerd.
Ik was danig gegêneerd.
Is hij pas niet geacquitteerd?
Joat. Hij wordt gedecoreerd.

Pas un mot ma chère Loulou.
Ik houd ook mijn muile toe,
want’k ben lelijk geëmbêteerd:
zo vlak naast ons gepasseerd.

Niemand is nog gerust in Gent
met dien vuilen, viezen vent.
Bien des choses, madame Matthijs.
Au revoir, de Dottenijs.

(Bron: Zwijgen kan niet verbeterd worden/Loeb & Van der Velden. Opgenomen in: Ik wou dat ik twee hondjes was, Nederlandse nonsens- en plezierdichters van de 20ste eeuw/Bert Bakker)

His generation (Riekus Waskowsky)

Standaard

(voor Jules)


Droog nu je tranen, Cassandra:
hij is al eenentwintig en
ook beslist het absolute einde.
                      Yeah!

God heeft namelijk zojuist zijn
gang door de historie in hem
en zijn vriendjes volbracht.
                      Yeah!

Zie toch zijn haren, zijn baard en
zijn bloesjes! Hoor toch zijn songs
en ruik toch zijn stickje!
                      Yeah!

Als de bommen maar vlug genoeg
vallen: hip hop tot op de jongste dag!
                      Yeah!
                      Yeah!


                        1966

Zeg maar niks (André Sollie)

Standaard

Uitgerekend plompweg middenin m’n puberteit
vindt m’n vader het zonodig op zijn beurt de hoogste tijd
voor z’n eigen exclusieve midlife-crisis.
Zeg maar niks: ik weet meteen dat het niks fraais is.

Jongen, zegt ie, paps wordt spoedig veertig, wist je dat?
Ondertussen heb ik dus m’n beste tijd zowat gehad.
Jij bent jong, jij hebt de jeugd, jij moet het maken.
Kijk, van zulke conversaties ga ik braken.

Mams is jaren jonger, dus die voelt dat nog niet zo;
zegt ie: nee, voor haar is elke nieuwe dag al een cadeau.
Maar je vader voelt zich o, zo overbodig.
Stiekem denk ik: kouwe drukte, is dat nodig?

Nooit kan ik bij hem m’n eigen puberleed eens kwijt,
want m’n pa is immers ook op zoek naar zijn identiteit.
Wil ik af en toe een lekker potje huilen,
gaat ie prompt ook zitten grienen! Wie wil ruilen?

Ach, ‘k bedoel het heus niet zo onaardig als het klinkt:
de ellende is natuurlijk dat ie ook wat vaker drinkt.
En dan vind ik het zo’n zielepoot bijwijlen,
ook al valt er echt geen land mee te bezeilen.

Lusteloos, onzeker en kompleet in de puree;
hé, verdomme, dat herken ik! Heb ik ook. Naar moijn idee
zijn m’n pa en ik al even grote sukkels.
Het verschil zit ‘m alleen maar in de pukkels.

(Bron: Zeg maar niks, Gedichten/Houtekiet)