Tagarchief: dood

Dood zijn duurt zo lang (Willem Wilmink)

Standaard

Het is niet fijn om dood te zijn.
Soms maakt me dat een beetje bang.
Het doet geen pijn om dood te zijn,
maar dood zijn duurt zo lang.

Als je dood bent, droom je dan?
En waar droom je dan wel van?

Droom je dat je in je straat
langzaam op een trommel slaat?
Dat iemand je geroepen heeft?
Droom je dat je leeft?

Maar ach, wat maak ik me toch naar,
het duurt bij mij nog honderd jaar
voor ik een keertje dood zal gaan.

Ik laat vannacht een lampje aan.

(Bron: Ik snap het/Bert Bakker)

Koud (Geert de Kockere)

Standaard

Koud was het al
toen plots de wereld verstilde.
Even hield alles op.
Het draaien, het lachen,
het razen, het rennen.

Er was alleen nog jou,
stiller dan ooit
en onbewogen
onder zoveel aandacht.

En we dachten nog,
en we zeiden nog:
Wat ligt hij daar schoon,
straks wordt hij wakker
en maakt hij een grap.

Koud was het al
toen we jou naar buiten volgden.
En we keken als nooit tevoren
naar de witte wolkjes leven,
die uit onze monden ontsnapten.

(Bron: Jariger dan wij/Pigmalion)

Wandeling (Francie van den Hurk)

Standaard

                                Ome Wim 22 november 1935 – 16 februari 2014

Hier in dit bos liepen wij;
hij met mannenpassen,
ik in huppeltjes, zondagsritme.
Voorzichtig een spinnentrui,
zei mijn vader.

Op deze kromme vork
van paden hield hij stil;
hier gaan we naar links.
Ik kreeg zijn hand, eeltig,
warm als zijn stem.

De huid van de eik
ruikt naar zijn tweedjasje;
sigaar in de mondhoek,
gebruikte zakdoek, meubellijm.
Ik heb nog twee pepermuntjes.

Dit nazomerlicht
met zijn brede schuine zonnestrepen
kleurde onze kruinen
en mijn nieuwe schoenen.
Rode mieren worden oranje.
Zondag wordt nooit donker, zei ik.

Als dit bos een geheugen heeft,
zal het zich geluk herinneren,
in zijn achterhoofd
de mensen die hier waren:
hij en ik, jij en ik.

(Bron: Naastenparade/De Harmonie)

Windstil en onderste boven (Noëlla Elpers en Peter Holvoet-Hanssen)

Standaard

Vanuit de ruimte lijkt de aarde leeg
een toverbol van tranen en pannenkoekendeeg.

Spiegeltje, spiegeltje van het meer
woont grootmoe nu bij Grote Beer?

Ik spring in het rimpelloze vel van de plas
naast grootva met een zilverlint op zijn das.

Duik kopje-onder, een visje zwaait met haar vin
naar boven, zegt ze, zwemmen geeft weer zin.

(In memoriam een (groot)moeder – door Het Kapersnest = Noëlla Elpers en Peter Holvoet-Hanssen voor Gedichtendag 2007)

Met een hartelijk dank je wel aan Peter!

Kinderliedeke (auteur onbekend)

Standaard

Wie doodde er de haan?
-‘Ik,’ zegt de sperwer,
‘Ben de verderver.
Ik doodde de haan.’

Wie heeft het gezien?
-‘Ik,’ zegt een muizeke;
‘Vanuit mijn huizeke
Heb ik ’t gezien.’

Wie dronk er zijn bloed?
-‘Ik,’ zegt een mugge;
‘Bij dropkens, niet vlugge
Dronk ik zijn bloed.’

Wie maakte er zijn graf?
-‘Ik,’ zegt de pauwe;
‘Met mijne klauwe
Make ik zijn graf.’

Wie draagt er de baar?
-‘Ik,’ zegt de rave.
‘Langzaam ten grave
Drage ik de baar.’

Wie is de pastor?
-‘Ik,’ zegt de kraaie,
‘Zwart, en toch fraaie,
Ben ik de pastor.’

Wie zingt de psalm?
-‘Ik,’ zegt de nachtegaal,
‘Met mijne klachtegaal,
Zinge de psalm.’

Wie doet er bimbom?
-‘Ik,’ zegt het bokske,
‘Luide er het klokske.
Haanlief, vaarwel!’

Konijn (Pieter de Jong)

Standaard

Ik zing dit lied voor Henkie
want zo heette mijn konijn
dit liedje was er nooit geweest
als hij er nog zou zijn…

Hij had al een paar dagen
lang zijn eten laten staan
en toen ik thuiskwam was hij weg
dat heette “doodgegaan”

Er stond ineens een vogelkooi
zo’n ding met een parkiet
maar waar de echte Henkie was
dat wist die vogel niet

Konijnen kunnen luisteren
dan zitten ze heel stil
parkieten kunnen dat nog niet
en dat is het verschil

Mijn Henkie, mijn konijn is weg
misschien is hij verdwaald
of word je als je doodgaat
gewoon maar weggehaald?

Straks komt ‘ie op een drukke weg
of in een diepe sloot…

Maar ’s nachts doe ik mijn deur op slot
ik wil nog lang niet dood!

(bron: Anders dan je denkt/Miragram)

In alle stilte (Ivo de Wijs)

Standaard

Een vriend van mij, een vriend van mij had kanker
Maar goeie vrienden laat je niet alleen
Al wist ik dikwijls niet wat ik moest zeggen
Ik ging er elke week toch even heen

In feite zou ik gister weer gegaan zijn
Dat hoefde niet meer, zei het ochtendblad
‘Gestorven, onze zoon en broer en zwager…
In stilte gecremeerd’ – en dat was dat

‘In stilte’ – jee, waarom ‘in alle stilte?’
Het was zijn ‘laatste wens’, dat stond erbij
Ik snap ’t niet, dat zou hij mij niet aandoen
Dat is gewoon gelogen volgens mij

Ik ga niet in een hoekje zitten huilen
Ik scheur ook het behang niet van de wand
Maar toch: waarom is sterven en begraven
Verbannen naar een hoekje van de krant?

Ik heb een advertentie laten zetten
Je wilt toch wàt, als afscheid, als besluit
‘Dag Jaap, ik zal je heel erg missen, Ivo’
Maar Jezus… wat zag dat er lullig uit!

Als ik ooit doodga, kom dan allemaal maar
En hou je flink of snotter, alles mag
Vooruit, laat ’t maar druk zijn en luidruchtig
Ik zorg wel voor de stilte op die dag

(bron: De Blauw Geruite Kiel/Xeno)

Mijn hond (Johanna Kruit)

Standaard

Zoals je daar ligt
met alle losse eindjes ingestopt
en zo stil, zo ziek.

Hoe moet dat nou
als jij er niet meer bent.
Wie laat je uit?

Wat was je klein
toen je hier kwam.
Wat werd je groot

Ik zie me al lopen
met een lege hondenlijn.
Zul je gauw weer beter zijn,
ga je niet dood?

(bron: Als een film in je hoofd/Holland)

Popkonsert (Pieter de Jong/Klein Foutje)

Standaard

Laaiend de lichten
deinend de masa
en heel de popgroep
dreunt door haar heen
de zwaartekracht lijkt
haar even vergeten
los van de aarde nu
zij alleen.

Ze is het even kwijt
de ellende van thuis
even vergeten
thuis was doordrenkt
van haar zus-die-zo-ziek-was
dat heeft ze geweten
even vergeten.

Denderend ritme
overal armen
en alle teksten
snapt ze meteen
ze hoort dat ze zingen
‘jij bent er ook nog’
ze hoort het heel duidelijk
zij alleen.

Het raakt haar nooit meer kwijt
ze had aan een
zieke zus geleden
jarenlang onderwerp
van de gesprekken
nog maar kort overleden
één week geleden.

Laaidend de lichten
deinend de massa
en iemand naast haar
herkent haar meteen
hij was een van haar zusjes
trouwe verplegers
een blik wordt gewiseld
maar zij voelt zich schuldig
zij alleen.

(bron: Album ‘Krassen’/Miragram 1986)

Doodziek katje (Karel Eykman)

Standaard

Ach schatje, ach katje,
blijf nog even leven.
Ach mijn katje, blijf er nog even bij.
Je hebt nog zoveel kopjes te geven.
Ach katje, al doe je het maar voor mij.

Doodgaan dat kan altijd nog later
doodgaan begin daar toch niet aan.
Jij in de hemel, dat is niets voor een kater.
Zo’n dikzak, en dan vleugels? Die zullen je niet staan.

Je bent bejaard, maar dat kan me niet schelen
je bent krakkemikkig, maar je bent tenminste hier.
Als jij er niet bent zal ik me zo vervelen
dus blijf nog even spinnen, toe doe me dat plezier.

Ach schatje, ach katje, blijf nog even leven.

(bron: Roltrap naar de maan/Novella)

Nog zeven nachtjes slapen ongeveer (Hetty Heyting)

Standaard

Vanmorgen was de dokter hier voor mij
Die praatte heel erg lang
Met pappie op de gang
En toen heb ik gehoord wat hij daar zei
Maar ik ben zeven en ik ben niet bang

Vanmorgen heeft de dokter daar gezegd
Nog zeven nachtjes slapen ongeveer
Dan mag ze fijn naar onze Lieve Heer
Ik dacht: O God, bestaat-ie dan wel echt?
Maar pappie zegt van wel, dus is het waar
Hij zei: Je bent heel ziek
En toen huilde hij zomaar
Ik wilde niet verklappen dat ik de verrassing wist
Maar ja, dat huilen vond ik wel een beetje raar

Ik heb een teddybeer bij mij in bed
Als ik dan dood ga mag-tie lekker met me mee
Dus wachten wij gezellig met z’n twee
Ik heb een mooie tekening voor God
Die neem ik mee, als mama dat es wist
Dan mag ik vast zo’n mooie witte jurk aan in de kist
Want ik ga nooit meer trouwen
Want ik word nooit meer groot
Dan heb ik toch een beetje feest al ga ik dood

’t Is net alsof ik met vakantie ga
Naar m’n oma, die ging dood verleden jaar
Trouwens pappie doet de laatste tijd zo raar
Die komt me dan misschien wel achterna
Zeg mam, ik zal niet huilen als ik je mis
Want als je zeven bent moet je zelf kunnen doodgaan
Maar doe je in de kist een heel klein schemerlampje aan
Want ik ben bang als het zo donker is

(bron: Roltrap naar de maan/Novella)

Opa (Willem Wilmink)

Standaard

Opa keek vaak in onze tuin
naar die zeven sprietjes gras,
en daar zag opa dan een koe
die er helemaal niet was.

En later, in het ziekenhuis,
kon hij verwonderd vragen
waarom ze toch die buitenmuur
uit zijn kamer hadden geslagen.

Voor opa was het doodgaan
dus niet zoiets als de nacht:
het was de steeds grotere ruimte
die hij voor zichzelf had bedacht