Zoek zoek zoek in de struiken,
zoek achter elke heg.
Zoek zoek zoek in het fietsenhok
Lodewijk is weg.
Hier lopen wij in angst en vrezen
waar zoudie zijn, waar zoudie wezen?
Zit ie verscholen in het groen?
Wat moeten we doen,
o, wat moeten we doen?
Lodewijk, waar zit je?
Lodewijk, waar ben je?
Lodewijk, waar blijf je?
Lodewijk, ik ken je!
je houdt me voor de gek.
En waar ik ook kijk:
geen Lodewijk, Lodewijk, Lodewijk.
Zoek zoek zoek bij de vijver,
is ie nog niet terecht?
Zoek zoek zoek bij de pereboom,
Lodewijk is weg.
Als ie maar niet op straat gaat dallen,
als ie maar niet in een kuil is gevallen,
’t ventje nog veel te klein.
Waar zoudie toch zijn,
o, waar zoudie toch zijn.
Lodewijk, waar zit je?
Lodewijk, waar ben je?
Lodewijk, waar blijf je?
Lodewijk, ik ken je!
je houdt me voor de gek.
En waar ik ook kijk:
geen Lodewijk, Lodewijk, Lodewijk.
Daar ziet ie.
Waar?
Daar.
Daar is ie.
Waar?
Hier.
Is ’t echt?
‘tIs echt.
Lodewijk is terecht.
Lodewijk, waar was je?
Lodewijk, waar zat je?
Was je in het schuurtje?
Zat je op het platje?
En nou zijn we allemaal de koning te rijk:
hier is Lodewijk, Lodewijk, Lodewijk.
(Bron: Ziezo’tjes/Querido)