Maandelijks archief: januari 2016

Van der Kleuren (Pierre Kemp)

Standaard

De zon begint de plaatjes weer te lezen
op de deuren,
glimlacht om de namen naar hun wezen
en fluistert: hier is er geen.
Maar hier woont Van der Kleuren
en die is nooit alleen.
Doopt hij de kleuren in het water
zij worden nimf en hij is sater.
Houdt hij de kleuren naar het licht,
‘Kets’ zegt de vonk en wordt gedicht.
En slaapt die kleurenzuchtige man?
Van kleuren zonder kleren droomt hij dan!

(Bron: Tirade 200, jaargang 1974/Van Oorschot)

hemel (Amber-Helena Reisig)

Standaard

als mijn moeder dood zou gaan
wilde ze wel graag naar de hemel
hemel was voor haar zoiets als
boeken voor mij zijn

een plek waar je rustig kunt verdwijnen
en oude geliefden weer ontmoet

ik liep laatst met mijn
broertje aan de hand
‘nu moeten we stil staan’
zei hij, want het was nacht

en aan de hemelboog zagen wij
een wolkenflard en sterren een paar
en hij wees mij waar
mijn moeder zat

toen ik klein was tekende ik wolken
maakte een hemelkaart
er werd mij verteld dat Petrus
aan de poort – wachtte tot ze kwam

want weldra zou mijn moeder
weldra zou mijn moeder

en nu is er niets meer waarop ik wacht
want daar in die stille nacht
zagen wij haar in iedere wolk
in iedere ster

ach, laten wij de hemel
jij en ik

opdat ze niet –
opdat ze niet verdwijnen zal.

(Bron: Notities Facebookpagina Amber-Helena Reisig, voor KRO Hemelbestormers)

Muziek in de keuken (Han G. Hoekstra)

Standaard

hoek017verl01ill24

 

Twee uur slaat de Westertoren,
als je luistert kan je horen
hoe Margreet de vaten wast
met de wollen vatenkwast.
Bekers en bordjes die baden gaan,
heffen een vrolijk liedje aan.
Potje, pannetje.
lepeltje, kannetje,
potje, pannetje,
breek me niet!

Buikje de melkkan is een snoever,
staat al schoon op de gootsteen-oever;
proestend en druipend, met luid geklater
komen de theekopjes boven water.
De suikerschep die wat langzaam is,
zwemt nog wat rond als een zilvervis.
Potje, pannetje.
lepeltje, kannetje,
potje, pannetje,
breek me niet!

De eierdopjes staan op een rij;
ze wachten en denken: “Waar blijft ons ei?”
Heel behoedzaam droogt Margreet
Oma’s kopje dat Sèvres heet.
En het laatste, glanzend-warm,
komen twee lepeltjes, arm in arm.
Potje, pannetje.
lepeltje, kannetje,
potje, pannetje,
breek me niet!

(Bron: Het verloren schaap/Meulenhoff)