voor Rutger
Ver van mijn bed staat een stad vol huizen,
er zit een jongen in zo’n huizenrij
woordjes te leren, sommen uit te pluizen.
En deze jongen is een zoon van mij.
Zijn vorige rapport viel bitter tegen,
daarna heeft hij zeer goed zijn best gedaan:
zijn zevens werden achten, zelfs een negen.
Helaas…de onvoldoendes bleven staan.
Zou het weer een gevolg zijn van de scheiding,
als deze jongen straks klas drie niet haalt?
Onder mijn strakke vaderlijke leiding
was hij niet in de wiskunde verdwaald.
Ik sprak mijn ex, want er moest bijles komen.
We zijn in een intiem gesprek geraakt.
Maar zij die eens de vrouw was van mijn dromen,
heeft van die bijlessen geen werk gemaakt.
Mijn zoon, kon ik de afstand maar doorbreken,
en als een vader, tevens kameraad,
deze troostrijke woorden steeds weer spreken:
kijk, jongen…a² + b² = c².
(bron: Roltrap naar de maan/Novella)