Zij, dat zijn je sokken en schoenen
je trui en broek,
zij liggen nu op halfzeven
te wachten.
Je sokken, ze komen op adem
maar zo saai is het in de saai
zonder jouw voeten.
En je schoenen. Zij slapen nog lekker
met de veters omhoog en steken
hun tong uit. Hun zool
hangt zo triestig aan zijn versleten draden.
Je schoenen gaan niet lang meer mee.
De moed zinkt er al in.
En je trui daar. Die vangt ook zonder jou
de wind en de bal. Ai, die ellebogen.
Daar komt zoveel licht door.
Hij kan er slecht van slapen.
En je broek. Die staat nog rond
en springensgereed. Die moddervlek
op haar linker heeft ze fijn verstopt.
Zij krijgt niet graag op de broek.
Wacht nu niet te lang meer
en spring uit je bed.
Zij kunnen niet zonder jou
zolang in vorm blijven.
(Bron: De zee is een orkest/Altiora-Averbode)