Tagarchief: Armand van Assche

De kleren slapen (Armand van Assche)

Standaard

Zij, dat zijn je sokken en schoenen
je trui en broek,
zij liggen nu op halfzeven
te wachten.

Je sokken, ze komen op adem
maar zo saai is het in de saai
zonder jouw voeten.

En je schoenen. Zij slapen nog lekker
met de veters omhoog en steken
hun tong uit. Hun zool
hangt zo triestig aan zijn versleten draden.
Je schoenen gaan niet lang meer mee.
De moed zinkt er al in.

En je trui daar. Die vangt ook zonder jou
de wind en de bal. Ai, die ellebogen.
Daar komt zoveel licht door.
Hij kan er slecht van slapen.

En je broek. Die staat nog rond
en springensgereed. Die moddervlek
op haar linker heeft ze fijn verstopt.
Zij krijgt niet graag op de broek.

Wacht nu niet te lang meer
en spring uit je bed.
Zij kunnen niet zonder jou
zolang in vorm blijven.

(Bron: De zee is een orkest/Altiora-Averbode)

Vakantie (Armand van Assche)

Standaard

Vakantie!
De boeken dicht.
De wereld open.

Halsoverkop tuimel ik in het gras
zwier aan touwen van plezier
fietsen en ritsen reizen
holderdebolder op zolder
schommelen en rommelen
robbedoezen en roezemoezen
hop galop spattend sop.

Zo vrolijk
springt mijn hart
als een keitje
over de rivier.

Alleen vliegt vakantie zo snel
als een straaljager
voorbij.

(Bron: De zee is een orkest/Altiora)

Zwanen (Armand van Assche)

Standaard

Zwanen zien er altijd zo nieuw uit
zo zondags, zo pas in bad geweest;
Maar spelen of spetteren in het water,
dat doen ze niet. Zwanen zijn niet vrolijk.

Zij willen ook altijd weg. Daarom wiegen zij
met hun lange hals als met een witte zakdoek
en zo droevig dat ze kijken.
Zwanen kunnen geen tranen laten.

Maar zwemmen, dat kunnen zij, statig drijven
altijd recht vooruit als witte bootjes
met onzichtbare roeispanen.

En opeens verandert alles van kleur
als zij hun vleugels openslaan
en zich languit rekken in de spiegel
van de vijver. Dan kraait het water
van plezier en klapt in zijn handen.

(bron: De zee is een orkest/Altiora)

Een dag in de lente (Armand van Assche)

Standaard

Nu zit de zon
als een duif op het dak
met melk in de krop
en verte onder de vleugels.

Mijn moeder blinkt
haar gezicht in een koperen kan
en draait de zonnen rond mijn hoofd

Ik lig warm en stil in het gras
als een duivejong in het nest

Voor het eerst zie ik de haartjes
op mijn arm. Ik voel ze groeien.

(bron: Soms kietelt het/Baeckens Books)

De hand van mijn vader (Armand van Assche)

Standaard

Aan de buitenkant
is de hand van mijn vader
een polderland
met riet en pluimgras
blauw gezwollen beken
en hier en daar, verstrooid,
wat zonnebloemen.

Aan de binnenkant
is de hand van mijn vader
een stafkaart
met snelwegen
en wandelpaden.
Ik vind er altijd
de weg op
naar huis.

(bron: De zee is een orkest/Altiora-Averbode)

Fantaseren (Armand van Assche)

Standaard

Als we ’s avonds in bed liggen
mijn broer en ik, nog klaar wakker,
fantaseren we om het meest
en om het gekst, tot de trappen
ervan kraken en het licht aanspringt.

De sterren, zeg ik, zijn de witte
balschoentjes van de engelen
of de suikermuisjes
op een grote verjaardagstaart
of nog …

Maar dan zet mijn broer in
met zijn nuchtere, bazige stem:
doe niet zo gek,
de sterren, dat zijn grote, grote
vuurbollen, die we eerst zien
als ze allang ontploft zijn,
uiteengespat in duizend stukken!

Bij zijn fantasie kan ik het nooit halen

(bron: armandvanassche.be – Haartjes-op-mijn-arm)