Het weer vergadert met de wind daarbuiten.
En neemt een reeks gewichtige besluiten.
Een fris groen blaadje en een tere spruit,
Kruipen de boomschors en de aarde uit.
Het laatste ijs is nu al lang verdwenen,
Omdat de zon weer lachend heeft geschenen.
Een kikker steekt zijn kopje uit de plas,
En kwaakt een lied, alsof hij zanger was.
Er zijn al zoveel vogels bijgekomen,
Dat het wel kermis lijkt in struik en bomen.
Ze kwetteren en doen geducht hun best,
Een plaats te vinden voor een deftig nest.
De lucht is vol geheimen en vol geuren,
Alsof er straks een wonder gaat gebeuren.
Je kan het niet goed zeggen, maar je voelt,
Dat ieder blij is en het goed bedoelt.
Nu wil de boer weer in de grond gaan graven,
Nu wil het vee weer door de weide draven.
En wat het is – da’s iets wat niemand weet.
Je weet alleen maar, dat het lente heet.
(Bron: Mallemolen/Bert Bakker & Daamen)