Tagarchief: J. Willems

Er branden zeven lichtjes (J. Willems/Zr. M. Jozefa)

Standaard

Er branden zeven lichtjes
Al flikkrend op een taart;
En Annemie komt dichtjes :
Die kleine zus verjaart !

Er branden zeven lichtjes :
Hoe Annemie ze telt !
Straks komen al de nichtjes
Voor ’t feest naar hier gesneld !

Er branden zeven lichtjes;
Maar Pa zegt : “‘k Tel er méér :
In ogen en gezichtjes
Die glazen telkens weer ! ”

Er brandt bij ’t jarig zusje
Een hàrtelichtje blij !
Ze geeft ons elk een kusje :
” Wat zijt ge goed voor mij ! ”

(Bron: Een versje voor elk leerjaar/Uitgeverij Het Fonteintje)

Nieuw schooljaar, nieuwe ijver !! (J. Willems/Zr. M. Jozefa)

Standaard

school.jpg.




              De poort staat wijd open;
              het schooljaar begint !
Fluks nadert het jeugdige volkje :
              Alleen of in groepjes,
              en vrolijk gezind;
Zo licht als het blauwige wolkje !

              Op ’t speelhof gevoelen
              de kinderen zich vrij …
Wel, hoor ze toch praten, vertellen ! …
              er komen nog moeders
              met kleuterkens bij :
Die hebben er wat mee te stellen !

              Daar rinkelt de schoolbel ! …
              ’t Getater houdt op ;
De leerlingen zoeken hun rangen
              Maar boven de stilte
              huilt menige drop !
Soms hoeft er wel eentje gevangen !

              De groteren echter,
              ze stappen gezwind
De klas in voor schrijftaak en lessen.
              Dat alles weer nieuw is,
              verrukt ieder kind;
En elk heeft nu ijver voor zessen !

              Straks komen de kindren
              na schooltijd t’rug thuis
En heel het gezin moet het weten :
              Hoe alles gegaan is,
              van draadje tot pluis …
Tot moeder vermaant : ” Nu éérst eten !! “

Prettig leren (J. Willems/Zuster M. Jozefa)

Standaard

          (Prijsuitdeling)

          Wij, kleuters, we stappen
          zo lustig naar school !
Daar mogen we leren en spelen ;
          We horen piano,
          en fluit of viool,
En zingen dan saam met ons velen !

          We prikken en vouwen,
          en knippen papier;
En teeknen en kleuren in boeken.
          We plakken, boetseren
          en naaien wat fier !
Dan weer gaan we raden en zoeken.

          Het jaartje vliegt om :
          de vacantie is daar !
Steeds waren we leerzaam en wijsjes.
          Bij ’t poppenspel zei
          de kabouter ons klaar :
“Nu krijgen de kleuters schoon prijsjes !”

(Bron: Een versje voor elk leerjaar/Het Fonteintje, 1965)

Muizenvilla (Zr. M. Jozefa/J. Willems)

Standaard

Ik heb een aardig klein kasteeltje,
Een muizenvilla, mogen zien !
Het is een grappig, lief juweeltje
Met witte muisjes : méér dan tien !

De villa heeft een glazen schrijntje :
Zij is in triplex, mooi geverfd.
Veel venstertjes, maar géén gordijntjes;
Balkonnetjes zo fijn doorkerfd !

Een tuin met leuke speledingen,
Verschaft de muisjes heel wat pret :
Ze graven tunnels, -buitlen, springen :
Verstoppertje lijkt ’t liefst verzet.

Ze peuzlen aan het lekker broodje
En drinken klare muizenwijn.
Steeds op-en-neer gaat ’t wikke tootje,
Dat immer knapt en klapt in schijn.

’t Komiekste toch van al die toeren :
Wanneer door ieder venster plots
Een muizenkopje staat te loeren …
Tot ’t diertje wipt op dak of rots.

Ge moet er zélf eens gaan naar kijken,
En wellicht krijgt g’ een lachebui ! …
Doorwandel onz’ sinjoorse wijken,
Langsheen de Minderbroedersrui ! …

(Bron: Een versje voor elk leerjaar/Het Fonteintje)

Op de zomerse weide (Zr. M. Jozefa/J. Willems)

Standaard

Een koetje en een ezeltje
Die stonden in de wei !
Het zwijntje bracht hun een bezoek,
Een poes sloop naderbij.

Wat hadden zij gevieren pret :
Ze huppelden om ’t langst !
Maar al de kleine blommekens,
Die bibberden van angst !

Opeens ! daar komt het dierental
Elk voor een blomke staan.
Nu hoort men polots uit iedre bloem
Een smekend lied opgaan :

” Ach, lieve koe, eet mij niet op ;
Ik ben zo jong en teer … ”
Maar Bles heeft reeds haar mond gevuld
En ’t bloempje is neit meer !

– “Gij, Grauwtje, spaar mijn frisse jeugd;
Ik beef van schrik, en huil ! … ”
Maar ach, dit tweede blommeke
Verdwijnt in Grauwtjes muil.

– ” O Knorretje, gij graast toch niet,
laat mij dus onverlet … ”
Doch ras heeft Knor het bloemelijn
Met zware poot verplet !

– ” Neen Poes, voor ons is geen genâ :
Uw klauw brengt mij de dood ! … ”
Maar zie, het poesje streelt de blom,
Vol meelij, om die nood !

Thans blikt een dankbaar bloemekijn
Naar Poes, en fluistert zacht :
” ‘k Heb redding en geluk ontmoet,
Waar ik ’t niet had verwacht ! ”

(Een versje voor elk leerjaar)